Allereerst gaat het om de vraag of sprake is van de een of andere lichamelijke ziekte of afwijking. In vakjargon lichamelijke pathologie. In gewoon Nederlands: Is er iets kapot? Dus dezelfde vraag als bij de biomedische benadering.
De hand als ezelsbrug
De duim
De wijsvinger
Vragen over onze fitheid: het lichamelijk prestatie vermogen. Als we onvoldoende fit zijn kunnen we klachten krijgen als kuitkramp. De fitheid is ook belangrijk bij een bestaande ziekte of afwijking: bij een versleten knie hebben we meer klachten als de conditie van onze kniespieren slecht is.
De middelvinger
Vragen over onze mentaal-emotionele conditie. Waarnemen, denken, overtuigingen en een taal gebruiken, de cognitieve functies. Deze functies kunnen een belangrijke rol spelen bij lichamelijke klachten. Bijvoorbeeld de overtuiging dat we het erger maken door te bewegen. Dat kan ons angstig maken en ons weerhouden om actief te zijn. Terwijl een actief gedrag gezond makend is! We spreken dan van een blokkerende overtuiging.
Emoties kunnen een positieve of een negatieve invloed hebben op onze gezondheid. Blijheid, optimisme en lachen is gezond makend terwijl voortdurende angst, overmatige bezorgdheid en langdurige boosheid ziekmakend is.
En tenslotte psychodynamische processen: het is mogelijk dat een pijnlijke emotie kan worden vermeden door de ‘productie’ van een lichamelijke klacht. Bedenk dat dit volledig onbewust gebeurd! Zodra mensen de onbewust weggedrukte emotie bewust worden, ervaren ze die emotie en verdwijnt de klacht.
De ringvinger
Vragen over de stress die we ervaren. Stress is een fundamenteel bio-psychologisch verschijnsel en is normaal. Stress komt bij ons allen dagelijks voor. Stress is de toestand van een mens die ontstaat als reactie op de steeds veranderende omstandigheden. Die worden In het vakjargon spreken we van stressoren. Stress maakt het mogelijk dat we ons kunnen aanpassen. Een stressor is een feitelijke verandering in onze omgeving of een gedachte over een mogelijke verandering. De reactie wordt stress responsgenoemd. De respons heeft twee aspecten: veranderingen in onze lichamelijke processen en tegelijk optredende veranderingen in onze emoties en gedachten. De mate van stress die we ervaren, hangt af van de mate waarin we het hoofd bieden aan een stressor. Dit noemen we stress coping. Daarbij is onze inschatting van de ernst van de stressor van belang. Deze inschatting is meestal onbewust. De interactie van inschatting en coping bepaalt de mate van de stress die we ervaren. Dat verklaart mede de grote individuele verschillen in stressrespons bij een zelfde stressor.
De pink
Vragen bij chronische klachten. Als klachten langer dan drie maanden voortduren, spreken we van chronische klachten. De klachten die iemand krijgt als hij ziek wordt, worden acute klachten genoemd. Meestal zullen die klachten al dan niet met behandeling geleidelijk minder worden en verdwijnen. Een enkeling blijft klachten houden: de klachten zijn chronisch geworden. Bij een aantal patiënten met chronische klachten wordt een chronische ziekte vast gesteld: ziekten als suikerziekte en chronisch reuma. Stoornissen die in veel gevallen niet te genezen zijn maar vaak wel goed zijn te behandelen.
Bij anderen wordt geen ziekte of lichamelijke afwijking vastgesteld. Klachten kunnen zich ontwikkelen van acuut naar chronisch. Daarbij spelen onbewuste leerprocessen een belangrijke rol. Door deze processen kunnen klachten chronisch geworden terwijl het oorspronkelijk lichamelijk letsel intussen geneest. Bij chronische klachten dienen we ons twee vragen te stellen: hoe zijn de klachten ontstaan en waarom blijven ze voortduren. Je verwacht immers dat als een letsel geneest, de klachten verdwijnen. Kennis van de leertheorieën is onontbeerlijk bij de behandeling van patiënten met chronische klachten. Temeer omdat er wat aan te doen is: cognitieve gedragstherapie is bij veel patiënten effectief.
De handpalm
Vragen over onze omgeving. Onze omgeving is van natuurkundige en psychosociale aard. Bijvoorbeeld de inwerking op ons lichaam van fijnstof en van kankerverwekkende stoffen. En sociaal-culturele processen die een rol spelen bij het ontstaan van onze overtuigingen over ziekte en ziek zijn.
Bij klachten kun je het probleem beter hanteren als je gebruik maakt van dit ezelsbruggetje. Denken in zes soorten vragen helpt om samen met je dokter de regie over de behandeling te kunnen voeren. Je hebt dan het initiatief genomen voor de gewenste en de juiste behandeling!